De kat kwam de slaapkamer binnen. Ik ging op de rand van zijn bed zitten. Hij pakte een opengeslagen boek van de grond en legde het naast zijn kussen. Ik zocht mijn sokken en hij maakte geen aanstalten om zich aan te kleden.
‘We moeten snel iets aan je vocabulaire gaan doen,’ zei hij en hij kwam naast me zitten.
‘Wat is er mis met mijn vocabulaire?’ vroeg ik zonder hem aan te kijken.
‘Zeg eens neuken?’
‘Waarom?’ Ik deed een poging tot een glimlach die maar half lukte.
‘Zeg het eens.’ Hij lachte niet.
‘Waarom?’
‘Zeg het gewoon eens. Neuken. Dat is toch niet zo moeilijk? Neu-ken.’
‘Ja, ik hoor je wel. Ik vind wel moeilijk want het is een grof woord.’
‘Dat is het ook. Het is lomp, helder en duidelijk. Daarom is het zo goed. En het wordt nog beter als jij het zegt omdat je zo klein, lief en ogenschijnlijk onschuldig bent. Al weet ik natuurlijk wel beter. Zeg het.’
‘Waarom?’
‘Als je nog één keer waarom zegt grijp ik je,’ zei hij.
Ik telde tot vijf en ik vroeg: ‘Waarom?’
Sneller dan ik had gedacht pakte hij me in een houtgreep en hij gooide me met mijn gezicht op een kussen. Ik hapte in het gestreepte katoen en ik voelde speeksel uit mijn mond lopen.
‘Zeg neuk me of ik kietel je dood.’
‘Nee, niet kietelen,’ zei ik. ‘Daar kan ik echt niet tegen, dan ga ik trappen.’
Hij zette zijn vingers in mijn zij.
‘Nee!’ Eerst jammerde ik en daarna begon ik zowat hysterisch te giechelen.
‘Zeg het!’
Ik hikte en ik zei niks.
‘Zeg het!’
‘Neuk me,’ zei ik.
‘Nog een keer, zonder te hikken en zonder te lachen.’
Ik zette mijn tanden op elkaar en ik zoog speeksel naar binnen.
‘Neuk me.’
‘Goed zo,’ zei hij en hij liet me los. ‘De volgende keer kijk je me aan als je het zegt.’