De volgende ochtend ging de wekker om zes uur. Ik gaapte en ik zei dat ik geen zin had om op te staan.
‘Meld je ziek,’ zei hij. ‘En dan blijf je lekker nog een dagje hier.’
‘Kan niet.’ Ik sloeg het dekbed open. ‘Ik moet werken.’
‘Het was een fijn weekend,’ zei hij. ‘Alweer. Het wordt wel erg voorspelbaar allemaal zo, vind je niet? Ik zal je zo naar het station brengen.’
‘Ik loop wel,’ zei ik. ‘Blijf maar liggen. Ik ga douchen,’
‘Mag ik kijken?’ vroeg hij en hij stapte ook uit bed.
In de badkamer deed ik mijn haren in een staart en ik draaide de kraan open.
‘Het weekend gaat snel als het leuk is,’ zei hij.
Hij pakte een gele handdoek uit de kast en legde die bovenop de wasmachine. Ik stapte onder het lauwwarme water.
‘Kom je volgend weekend weer?’
‘Je kunt ook een keertje naar mij komen?’ Ik kneep blauwe douchegel uit een witte fles en smeerde het over en onder mijn armen.
‘Misschien kom ik woensdag wel. Maar dat weet ik nog niet zeker. Ik heb het erg druk.’
Het water spoelde het schuim van me af.
‘Kom je in elk geval in het weekend weer naar mij?’ vroeg hij.
‘Tuurlijk,’ antwoordde ik.
‘Ik ben verliefd,’ zei hij.
‘Echt?’ vroeg ik.
Ik draaide de kraan dicht en hij gaf me de gele handdoek aan.
‘Vies verliefd,’ zei hij. ‘Ik voel het. En dat is het mooiste en tegelijkertijd het ergste wat me kan overkomen.’
Een paar uur later zat ik achter hetzelfde bureau als waar ik vrijdag ook nog had gezeten. Ik gaapte, ik rekte me uit en ik zei:
‘Ik ben zo moe, ik ben kapot, ik wil naar huis.’
‘Dat snap ik.’ Ze keek me driftig knikkend aan. Met haar wijsvinger smeerde ze vettig spul uit een blikje op haar lippen.
‘Jij hebt natuurlijk weer het hele weekend liggen ketsen.’